Mgr. Jan Bluyssen blikt in 1995 terug op de
Twee weken in die vier zittingsperiodes van 1962 tot en met 1965 kregen een heel speciaal karakter: de openingsweek van 13 tot 21 oktober 1962, en de zogenaamde ‘zwarte week’, de laatste week van de derde zitting, van 14 tot 21 november 1964. (…)
Half november 1964 viel aan het einde van de derde zitting de ‘zwarte week’, een beslissend moment. In die derde zitting waren de discussies over de Kerk afgerond. Op 14 november kregen we tot onze verbazing een nota over de hiërarchische structuur van de Kerk. Daarin werd nog eens bijzonder sterk de nadruk gelegd op de heel eigen functie van de paus in relatie tot de bisschoppen. Dit thema was uitvoerig bediscussieerd tijdens het Concilie en er was af en toe fel over ‘geknokt’. Niet dat men de unieke positie van de paus aanvocht – die was immers al veilig gesteld op het Eerste Vaticaans Concilie – maar men wilde vooral de positie van de bisschoppen benadrukken en nader uitwerken.
Die zogenaamde ‘nota praevia’ (voorwoord bij de geplande Constitutie over de Kerk in de wereld van deze tijd) wekte grote wrevel. Men vond dat die nota niet nodig was en bovendien onze tekst verzwakte. Maar wat vooral wrevel wekte was dat ze zomaar van bovenaf bij ons werd neergelegd. Dat werd aangevoeld als een manier om tussenbeide te komen in de vrije discussies ten gunste van de ‘curiale’, al te bezorgde minderheid. Dat werkte zeer prikkelend.
Binnen het Concilie bestond een niet te verwaarlozen tegenstand tegen wat ‘de meerderheid’ over de Kerk en de paus had geformuleerd. En ongetwijfeld heeft de paus gedacht: we moeten proberen die weerstand op te vangen, zonder schade toe te brengen aan de ware teneur van de teksten. Van de ene kant, ben ik nog steeds geneigd te zeggen, was die nota inhoudelijk eigenlijk overbodig, omdat er niets nieuws in stond. De nota dreigde eenzijdig alle aandacht op de paus te richten. Het ontwerp over de Kerk beschrijft voldoende, uitvoerig en veelzijdig, de heel eigen positie van de paus. Van de andere kant heeft deze nota er in feite toe bijgedragen dat een belangrijke minderheid zich verzoende met het ontwerp over de Kerk. Paus Paulus VI heeft er altijd naar gestreefd dat Concilieteksten de grootst mogelijke meerderheid zouden krijgen. Dat was een alleszins lofwaardig streven. De Constitutie over de Kerk is uiteindelijk bij de officiële eindstemming aangenomen met slechts vijf stemmen tegen.
De ‘zwarte week’ kwam tot een climax via twee gebeurtenissen op donderdag 19 november. Op de eerste plaats maakte de leiding van het Concilie toen bekend dat de tekst over de oecumene niet, zoals de bedoeling was, de volgende dag (de laatste vergaderdag van de derde zitting), in stemming zou komen. Vanuit het Concilie waren veertig wijzigingsvoorstellen voorgelegd aan kardinaal Bea en zijn oecumenische commissie. De commissie wees eenentwintig wijzigingsvoorstellen af; de leiding van het Concilie ging daarmee akkoord. Er bleven er dus negentien over. Die moesten worden opgenomen in het document. Dat vroeg tijd, de drukker kon dat niet in vierentwintig uur voor elkaar krijgen, en dus ging de stemming niet door. Maar dat betekende wel een heel jaar uitstel: tot de volgende zitting van het Concilie. Dat kwam zeer negatief over. Het versterkte de toch al bestaande grote argwaan. Men vroeg zich af wat er met dat belangrijke ontwerp over de oecumene gebeurde. Of niet geprobeerd werd de hele zaak van de oecumene op de lange baan te schuiven.
Tot overmaat van ramp kwam aan het einde van diezelfde vergadering de mededeling dat ook de stemming over het document over de godsdienstvrijheid niet zou doorgaan. Diverse deelnemers vonden dat er niet voldoende tijd was geweest om dat document te bestuderen. Die tijd zou nu alsnog worden gegeven.
Dat alles bracht een sfeer van opstandigheid teweeg. Iedereen zocht geestverwanten op, met name mensen van wie hij dacht dat ze invloed zouden kunnen uitoefenen. Op een gegeven moment was de vergadering in groepen uiteengevallen: de vergadering lag stil. Na verloop van tijd kwam er weer wat orde in de chaos. Besloten werd een petitie aan de paus te richten met het verzoek de stemming over het oecumene-ontwerp ondanks alles doorgang te laten vinden. Stante pede werden handtekeningen verzameld; binnen een uur waren er duizend bijeen. Drie kardinalen zijn staande de vergadering de petitie naar de paus gaan brengen. Paulus VI liet al snel weten dat er niets was gebeurd dat tegen het Conciliereglement inging. Dus moesten we ons neerleggen bij de gang van zaken.
De ‘zwarte week’ ontstond uit een ongelukkige samenloop van omstandigheden. Aan het eind van de derde zitting deden zich vermoeidheidsverschijnselen voor, terwijl juist de documenten waarover intensief was gediscussieerd (de oecumene, de Kerk en de godsdienstvrijheid) niet tot afronding bleken te kunnen komen, door ‘onzichtbaar ingrijpen van bovenaf’. Achteraf zagen we de betrekkelijkheid van een en ander in. Maar als je er middenin zit, kunnen de emoties hoog oplopen, zeker als men elkaar nog eens extra opwarmt. De tegenstellingen binnen het Concilie laaiden soms fel op. Polarisatie onder de bisschoppen was er toen al volop!
Jan Bluyssen, Gebroken wit: vrijmoedige herinneringen, 1995.