25 OKT '65 | Onthechting wordt mij opgelegd: zo is de deugd niet zo moeilijk
Maandag 25 oktober voormiddag begint het tweede deel, met huwelijk en gezin. Ik ervaar ’s morgens reeds pijn in de borst. De zitting is zwaar.
’s Namiddags krijg ik opnieuw pijnen en durf ik niet meer naar de commissie gaan: het Concilie is voor mij afgelopen.
Ik ontvang vele betuigingen van belangstelling, ook van de Paus.
De commissie vermenigvuldigt haar zittingen, doch er is veel verwarring en praktisch geen voldoende leiding. Niettemin zal de commissie zaterdagavond 30 oktober haar werk besluiten.
Ik rust uit. Woensdagvoormiddag heb ik nog een dreiging van hartpijnen, doch de dokter stelt mij gerust. Ik krijg een massa geneesmiddelen en inspuitingen, en sedert een paar dagen ben ik nagenoeg weer normaal.
Morgen komt Roza naar Rome, en als ’t God belieft kan ik zaterdag met haar weer naar huis, per trein. De dokter raadt de luchtreis stellig af, omwille van de atmosferische druk.
Nu werk ik nog wel even aan het persklaar maken van de teksten. Mgr. Haubtmann streeft ernaar deel I nog eens naar zijn zin te bewerken. Ik moet hem feitelijk laten begaan, en er mij niet aan krenken. Voor deel II blijft hij onverschillig.
Hoogstwaarschijnlijk zal ik dit akademisch jaar van mijn lessen te Leuven ontlast worden. Iedereen, vooral Mgr. Prignon, doet zijn uiterste best om mij op te knappen.
Het is goed dat ik alles heb moeten loslaten: het schema is niet mijn werk, en de onthechting wordt mij opgelegd: zo is de deugd niet zo moeilijk…
Trouwens, de hoofdbrok is afgewerkt, en als men de timing, die ik opgemaakt heb, nakomt, zal alles wel tijdig klaarkomen.
Kardinaal Cento heeft mij, namens de commissie, een danktelegram gestuurd. P. Tromp zegt geen tijd te vinden om mij te komen bezoeken. Van kardinaal Ottaviani heb ik niets gehoord. Vele anderen hebben hun vertrouwen in mijn werk uitgedrukt, ook leden van de minoranza. Alles is dus goed.
Zal ik nog naar Rome terugkeren? Dat is erg onwaarschijnlijk, en wellicht is het zo nog het beste.
Laten wij God, voor alles! danken. Maria moge mij beschermen.
Het gevoel van niets zeer dringend te doen te hebben is mij heel ongewoon. Het conciliewerk is voor mij een harde dobber geweest. Doch nu is alles nagenoeg voorbij. Ik kan dus gerust verdwijnen. En als God mij de kracht geeft nog een paar boeken te schrijven, waar velen naar wachten.