05 MAA '63 | Dit is voor mij de pijnlijkste zitting geweest
Op [dinsdag 5 maart] komt de Theologische Commissie bijeen, dus zonder de leden van het Sekretariaat voor de Eenheid, om te adviseren over het schema De Ecclesia.
Dit is voor mij de pijnlijkste zitting geweest. Gedurende anderhalf uur heeft de voorzitter gepolemiseerd om de bespreking niet te moeten beginnen. De twist gaat hoofdzakelijk tussen de bisschoppen, en de theologen kijken zwijgend toe, vermits alleen de procedure en niet de doctrine ter tafel is. Kardinaal Ottaviani verwijt de Commissie der Zeven dat zij haar opdracht overschreden heeft: zij moest (als ik hem wel begrijp) alleen een keuze doen om een basistekst te vinden, maar niets meer dan dat. Bovendien zegt hij, kunnen alle bisschoppen tot en met 28 februari over de leerstof opmerkingen insturen, en die stukken werden nog niet ontleed. Ook P. Tromp legt hierop de nadruk, wonder genoeg! want oktober laatstleden was hij van oordeel uit dergelijke voorstellen helemaal niets over te nemen. Thans schijnt hij er belang aan te hechten. Doch, zegt hij, het zijn “twee kilo's dokumenten”. Tenslotte beschikken wij slechts, aldus kardinaal Ottaviani, over 1/20e van de nodige tekst: het is dus de moeite niet waard, er aan te beginnen.
De atmosfeer is gespannen. De bisschoppen aarzelen om tussen te komen. Eindelijk geeft kardinaal Browne een overzicht over het werk van de subcommissie der Zeven. Mgr. Charue merkt op dat het niet aannemelijk is, die commissie aan het werk te zetten, en daarna haar conclusies te negeren. De gegeven opdracht omvatte wel degelijk het opstellen van een nieuwe tekst.
In het debat schuif ik in, dat niet een twintigste, maar de helft van de tekst klaar is, en dat de andere helft over een paar dagen klaar zal zijn. Ook indien men nadien met de binnengelopen voorstellen van het wereldepiskopaat rekening wil houden, is het gunstig over een referentietekst te beschikken, waarmee men deze voorstellen kan vergelijken.
Na anderhalf uur geslagen verzet, geeft de voorzitter toe, doch voegt er onmiddellijk aan toe dat mijn tekst pompeus is, niet pastoraal en ook niet theologisch. Hij laat een brief voorlezen van kardinaal Ruffini, die tegen de schriftverklaring in mijn schema allerhande zogenaamde exegetische moeilijkheden naar voren schuift...
Na al die wederwaardigheden krijg ik het woord om de tekst voor te lezen en in te leiden. Dit is het keerpunt. Als ik spreken mag, krijg ik een goede kans om de tekst ingang te doen vinden: daar ben ik stellig van overtuigd. Ik doe de ganse voorlezing zelf, om gelegenheid te hebben doorlopend uitleg te geven en aldus een aantal bezwaren van te voren uit te schakelen.