Johannes WillebrandsGeboren in Bovenkarspel (Nederland) in 1909. Grootseminarie in Warmond. Priester gewijd in 1934. Studie filosofie in Rome (Angelicum). Tot 1958 docent filosofie in Warmond. Bisschop gewijd in 1964, kardinaal in 1969. Hoofd van het Secretariaat voor de eenheid (‘69). Onderhoudt contacten met de Wereldraad der Kerken. Aartsbisschop van Utrecht (‘75-‘83). Overlijdt in 2006. In 1960 erkenning voor zijn inzet voor de oecumene als secretaris van het Secretariaat voor de eenheid. Belangrijke bijdrage aan de Conciliedocumenten over het oecumenisme en godsdienstvrijheid. Onderstaand Conciliedagboek is samengesteld uit notities gemaakt in zijn agenda's. Conciliedagboek19 NOV '64 | Verschillende Vaders willen protesteren met een negatieve stemOm 11 uur ga ik met 2000 kopieën van deze lijst naar de Sint Pieter. Vlak voordat ik in de Sint Pieter aankwam had kardinaal Tisserant aangekondigd, dat de stemming over de verklaring De Libertate religiosa niet doorging. Die zou dus verdaagd worden naar de volgende conciliezitting. De concilievaders zijn teleurgesteld en verontwaardigd door deze aankondiging, ze vinden het een heel slechte zet. Velen vragen mij wat ik ervan denk. Ik sta aan de grond genageld, ik wist van niets. Ik hoorde het pas toen ik binnenkwam. De sfeer in de Sint Pieter is erg gespannen, geërgerd. Deze onvoorziene actie tegen de stemming over de verklaring over de godsdienstvrijheid verergert de slechte indruk die nu gewekt wordt met het uitdelen van wijzigingen in de tekst over de oecumene. De onvoorziene samenloop van die coup tegen de stemming over de verklaring “De libertate religiosa” verhoogt en versterkt de slechte indruk die het verdelen van de veranderingen aan de tekst “De Oecumenismo” oproept. Verschillende Vaders vragen me of ze nog moeten stemmen ten gunste van het decreet. Zij voelen zich diep bedroefd, gefrustreerd en willen protesteren door een negatieve stem uit te brengen. Mijn antwoord is dat men de zaken op lange termijn moet zien. Het decreet is de vrucht van lang en ernstig werk. Aan de kern ervan is niet geraakt. Zijn belang voor de toekomst is onbetwistbaar. Mocht het decreet niet gepromulgeerd worden, dan zou dit voor het Secretariaat voor de Eenheid een slag zijn die het moeilijk zou te boven komen, zijn prestige zou er ernstig door aangetast zijn. Het decreet blijft voor ons volledig aanvaardbaar en zal het beginpunt en de basis zijn voor ons werk in de toekomst. Men moet absoluut placet stemmen, zonder reserves. Overigens, de afkondiging van het decreet “De Ecclesiis Orientalibus” zonder de afkondiging van het decreet “De oecumenismo” zou het einde betekenen van elke toenadering, van alle oecumenische arbeid in het Oosten. Zelf moet ik naar de vergadering van de observatoren gaan, de laatste van de deze sessie van het concilie. Het thema van deze sessie is het schema over de missie. Professor Cullmann vraagt me of hij kort iets mag zeggen buiten het thema. Hij spreekt over de aangebrachte veranderingen en vooral over de aanpassing “inveniunt” en “inquirunt”.["zij - de Protestanten -vinden God in de H. Schrift" of "zij zoeken God in de H. Schrift"] Het is niet het woord “inquirunt” maar de wijziging die een slechte indruk maakt. Hij weet immers best - naar een gezegde van Pascal - dat men maar kan zoeken wanneer men reeds gevonden heeft. Bovendien het “inquirunt” is misschien meer “protestants” dan het “inveniunt”, maar de aanpassing lijkt iets anders te suggereren dan dit alles. Hij betreurt het dus en het zal, alhoewel zij die op het concilie aanwezig waren beter en gemakkelijker de intenties zullen begrijpen, zeer moeilijk zijn de veranderingen uit te leggen aan zij die het van op afstand hebben gevolgd. De observatoren hebben geapplaudisseerd. Ik heb professor Cullmann geantwoord dat ik hem dank voor zijn oprechtheid en zijn vrijmoedigheid en dat ik zoals hij de veranderingen betreur en vooral de wijziging die hij vermeldde. Toch wil ik hieraan een bedenking toevoegen. Volgens mij behoort het niet tot de rol van de observatoren om iets te doen zoals verzet aantekenen, publiek uitleg te geven op dit moment, en ik vraag dan ook geen dergelijke demarche. Ik vraag veeleer om ons niet te verlaten op dit moment waarop het concilie in crisis is gevallen. Zij kunnen ons alleen laten in hun sympathie, in hun hart en in hun gebed. Ik vraag hen ons niet te verlaten, we zijn samen verbonden, we hebben elkaar nodig. Daarom vraag ik hen ons te helpen door hun gebed. Ontdek meer: “Zwarte week” van het Concilie |