Michel van der PlasPseudoniem van B.G.F Brinkel. Geboren in Den Haag in 1927. Schrijver, dichter, vertaler en journalist. Meer dan 40 jaar lang journalist voor het weekblad Elsevier. Schrijft teksten voor cabaret (oa. Wim Sonneveld en Wim Kan) en biografieën van katholieke kopstukken als Guido Gezelle. Krijgt in 1998 een eredoctoraat van de Katholieke Universiteit van Nijmegen. Michel van der Plas doet als correspondent voor het weekblad Elsevier verslag van de Conciliegebeurtenissen. Hij getuigt over die ervaring: Ik had het gevoel dat de hele kerk ter schole ging. Dat was voor mij de geest van het Concilie. Conciliedagboek19 NOV '63 | De oecumenische beweging is de grote genade van onze tijdDe zeventigste Concilievergadering vandaag. Indrukwekkende inleidingen over hoofdstuk 4 (de verhouding van de Katholieke Kerk tot de Joden) door kardinaal Bea en over hoofdstuk 5 (de vrijheid van godsdienst) door Mgr. De Smedt. ‘Niet alleen op ons verlangen’, aldus de kardinaal, ‘is het stuk opgesteld, maar in eerste instantie volgens de uitdrukkelijke wens van paus Johannes. Het wil een zuiver religieus document zijn, handelend over het uitverkoren volk van God, waaruit Christus is voortgekomen en waaruit de Kerk is gesticht. In de Kerk wordt het rijk Gods voleind, maar Israël was uitverkoren als instrument voor haar stichting. Onze houding zal dus vooreerst op dankbaarheid moeten stoelen. Vastgesteld dient te worden dat het anti-semitisme niet geïnspireerd kan zijn door de leer van de Kerk, zomin als het anti-semitisme een basis kan vinden in het evangelie. Wij dienen een act van liefde te stellen. De vergevende liefde van Christus aan het kruis moet de Kerk ten voorbeeld zijn.’ Was de bijval voor de bejaarde kardinaal er een die zijn oorsprong vond in een diepe ontroering, donderend mocht het applaus heten voor de rede van Mgr. De Smedt. ‘De grote vraag die wij ons moeten stellen,’ zei de bisschop van Brugge, ‘is hoe de katholieken zich, in welke mate ook, tot de niet-katholieken moeten verhouden. Een eerste eis is dat zij zich dienen te onthouden van iedere dwang, daar de geloofsact een bovennatuurlijke gave is van God. Een tweede is dat allen die eerlijk hun geweten volgen het recht hebben vrije uitoefening van het geweten te eisen. Een allerhoogst onrecht wordt bedreven wanneer men iemand de vrijheid van geweten ontzegt. Maar er is een derde eis: de vrijheid van godsdienstuitoefening. De mens zelf,’ aldus Mgr. De Smedt, ‘staat op het spel.’ De reacties op het schema – men behandelt het nog als basis van bespreking – waren deze morgen zeer positief. ‘De oecumenische beweging,’ aldus Mgr. Elchinger, ‘is de grote genade van onze tijd; laten wij er ons waardig aan betonen.’ En (kardinaal Rugambwa): ‘Het voortduren van de scheiding in de christenheid is als de moderne erfzonde.’ Het leek alsof vandaag de vaders elkaar wilden overtreffen in verzoeningsgezindheid. |