Over de Kerk in de wereld van deze tijd - Gaudium et spesPastorale constitutie over de Kerk in de wereld van deze tijd, Gaudium et spes De Latijnse naam Gaudium et spes, vreugde en hoop, verwijst naar de eerste woorden van de tekst zoals gebruikelijk is voor Vaticaanse documenten. Aggiornamento: aanpassen aan de tijd, in plaats van afwijzen van de tijdIn zijn openingstoespraak van 11 oktober 1962 vraagt Johannes XXIII de Concilievaders om de blijde boodschap van Christus te vertalen op een manier die moderne mensen kunnen begrijpen en smaken. Na de strenge veroordelingen uit het verleden is het tijd voor een nieuwe stijl: hoopvol, waarderend, barmhartig, open, opbouwend. Aggiornamento is het visioen van paus Johannes XXIII. De tekenen van de tijd lezen, is op dat moment niet de eerste bekommernis van de meeste bisschoppen, religieuze oversten en andere kerkleiders. De verlanglijstjes die de wereldkerk in 1960 massaal naar Rome stuurt, gaan vooral over binnenkerkelijke onderwerpen, niet over de relatie van de Kerk tot de moderne tijd. De 12 voorbereidende commissies en 3 secretariaten die het Concilie tussen 1960 en ‘62 voorbereiden hebben weinig positieve aandacht voor de relatie van de Kerk tot de wereld. Visioen krijgt langzaam vorm tijdens het Concilie zelfHet visioen van Johannes XXIII krijgt tijdens het Concilie maar heel langzaam vorm. Pas na de toespraak van kardinaal Suenens op het einde van de eerste zittijd en na instemming van kardinaal Montini, komt het thema van de Kerk in de moderne wereld op de Concilieagenda. Ook al vragen invloedrijke commissieleden zich begin 1963 nog openlijk af of een Concilie zich wel moet inlaten met zoiets veranderlijks en voorbijgaands als de wereld. Omdat het onderwerp nieuw is, kunnen de kerkleiders en theologen het ook maar moeilijk afbakenen. Het thema staat laatst op de lijst van te behandelen schema’s. Tekenend is ook dat commissieleden het schema steevast met z’n nummer benoemen, eerst XVII later XIII, in plaats van met de titel zoals dat voor andere onderwerpen gebruikelijk is. Zeker 7 erg verschillende aanzetten zijn nodig. In 1963 geeft Suenens tijdens een vergadering van de Coördinatiecommissie scherpe kritiek op de huidige stand van het schema. Waarop hij de repliek krijgt: Waarom schrijf je dan niet zelf een tekst? De volgende dag geeft hij opdracht aan Prignon om een werkgroep op te richten. Die werkt in september onder leiding van Philips aan de zogenaamde tekst van Mechelen. Door onenigheid over de procedure wordt deze tekst terzijde geschoven. Begin 1964 wordt in Zürich het fundament gelegd van de uiteindelijke constitutie. Deze tekst van Zürich inspireert zich op de encycliek Pacem in terris die Johannes XXIII publiceerde op 11 april 1963. Het schema en de encycliek richten zich beide uitdrukkelijk tot alle mensen van goede wil. Opmerkelijk is nog dat op hetzelfde tijdstip een alternatief, Pools schema circuleert. Het is onder leiding van Mgr. Wojtyla, de latere paus Johannes Paulus II, opgesteld in Krakau. Maar het schema van Zürich staat dan al op de agenda van de Coördinatiecommissie. Bovendien rijst het bezwaar dat de bijzonder situatie van de Kerk in Polen niet als uitgangspunt voor de universele Kerk genomen kan worden. Debat in sneltreinvaart, 4e zittijd is nodigEind oktober ‘64, tijdens de derde zittijd, debatteren de Concilievaders voor het eerst over het thema van de Kerk in de wereld. 3 weken duurt het debat. De diverse onderwerpen volgen elkaar snel op: van het huwelijk tot de wereldvrede, van honger tot atheïsme, van cultuur tot economie... Het gaat te snel volgens sommigen. In de loop van de 3e zittijd wordt duidelijk dat een 4e nodig zal zijn om dit schema tot een goed einde te brengen en te stemmen. Inductieve theologie: vanuit de actuele noden naar de leerRatzinger, de latere paus Benedictus XVI en toen als peritus bij het Concilie betrokken, noemde schema XIII ooit een samenraapsel. Voorstanders houden het op een unieke poging tot inductieve theologie: vanuit de actuele noden (tekenen van de tijd) onderzoeken waar dit leven verlossing nodig heeft. De klassieke, Romeinse manier van theologie bedrijven gaat deductief te werk: vanuit de leerstellingen afleiden wat de praktische richtlijnen moeten zijn in een bepaald domein. De leer bepaalt het leven. Wat heeft de Kerk de moderne mens te bieden?De constitutie wil uitklaren wat de Kerk te bieden heeft aan de moderne tijd en wereld met zijn project van zelfbeschikking en zelfrealisatie. In de inleiding richt de constitutie zich uitdrukkelijk tot alle mensen zonder onderscheid, dus niet alleen tot de katholieken of de christenen. Deel 1 gaat in op de algemene principes van het mens-zijn: wat is de roeping van de mens?
Deel 2 gaat dieper in op actuele en urgente problemen zoals het huwelijk en de menselijke vruchtbaarheid, de culturele veranderingen, het sociaal-economische leven, de politiek en de wereldvrede. Sommige stellingen vallen op:
Profetische tekst legt vinger op blijvende wondenHet belang van Gaudium et spes is door sommigen na het Concilie naar beneden gehaald. Het zou maar een naïeve, optimistische pastorale constitutie zijn, dus van beduidend minder belang dan de serieuze dogmatische constituties over de Kerk en de Openbaring. Maar wie de tekst vandaag herleest, kan niet anders dan de blijvende actualiteit bewonderen van de thema’s die het onder de aandacht brengt: oorlog en vrede, armoede en ongelijkheid, evenwaardigheid van alle mensen ongeacht hun geslacht of etnische afkomst… De wereld is op die punten bepaald niet vooruit gegaan. Het document kan christenen dus blijven uitdagen om stelling te nemen en zich te engageren. De inductieve benadering is nog altijd een relevante en verfrissende manier om christelijke antwoorden te formuleren op actuele problemen. Zien, oordelen en handelen noemde Jozef Cardijn dat in zijn engagement voor jonge arbeiders en arbeidsters. Deze benadering heeft zijn weg gevonden op het Concilie en kan ons blijven inspireren. Concreet engagement in de wereld, directe betrokkenheid op de armen, open dialoog met andersgelovigen kan je niet meer wegdenken uit een katholicisme dat relevant wil blijven. Ontdek meer
InhoudDe Pastorale Constitutie over de kerk in de wereld van deze tijd bestaat uit 93 artikels, onderverdeeld in 2 belangrijke delen. Het 1e deel met 4 hoofdstukken gaat over de roeping van de mens en de rol van de Kerk in de wereld. Het 2e deel met 5 hoofdstukken gaat over enkele bijzonder urgente problemen. Vertaling door E. Schillebeeckx en L. Van Gelder.
toon citaten
verberg citaten
Ten geleide Noot bij de titel: De pastorale constitutie ‘over de Kerk in de wereld van deze tijd’ bestaat wel uit twee delen, maar beoogt één geheel te zijn. 1 Vreugde en hoop, verdriet en angst van de mensen van vandaag, vooral van de armen en van hen, die hoe ook, te lijden hebben, zijn evenzeer de vreugde en de hoop, het verdriet en de angst van Christus’ leerlingen: er is werkelijk niets bij mensen te vinden, dat geen weerklank vindt in hun hart. 2 De wereld van de mensen staat het Concilie dus voor ogen, d.i. de gehele mensenfamilie met het geheel van aardse dingen waarin zij leeft. 2 Het Concilie kan daarom, als getuige en uitlegger van het geloof van het gehele Godsvolk, door Christus bijeengebracht, geen welsprekender bewijs geven van de verbondenheid van dit volk met, en zijn zorg en liefde voor de gehele mensheid, waarvan het deel uitmaakt, dan in de dialoog met die mensheid over deze uiteenlopende problemen, onder het licht, dat het evangelie daartoe biedt, en door aan de mensheid de heilskracht ter beschikking te stellen, welke de Kerk zelf onder leiding van de Heilige Geest van haar Stichter ontvangt. 2 Daarom biedt de Heilige Kerkvergadering, in erkenning van de grootse roeping van de mens en daarbij stellend, dat een goddelijke kiem in hem is gelegd, aan de mensheid de oprechte medewerking van de Kerk aan, bij het tot strand brengen van zulk een broederschap van alle mensen, die met deze roeping overeenkomt.
toon citaten
verberg citaten
Inleiding: de situatie van de mens in de wereld van vandaag 4 Om een dergelijke taak ten uitvoer te leggen, heeft de Kerk ten allen tijde de opdracht de tekenen des tijds te doorzoeken en in het licht van het evangelie te interpreteren. 4 Heden ten dage betreedt de mensheid een nieuw tijdperk in zijn geschiedenis, waarin diep ingrijpende en snelle veranderingen zich geleidelijk over de gehele aardbol verbreiden. 5 De geschiedenis zelf ontwikkelt zich in zulk een snel tempo, dat de individuen deze ontwikkeling nauwelijks kunnen bijhouden. 6 Op deze wijze verveelvuldigen zich de banden van de mens met zijns gelijken onophoudelijk en tevens brengt deze ‘socialisatie’ zelf weer nieuwe bindingen met zich mee, zonder echter steeds een daarmee overeenstemmende rijping van de persoon en werkelijke persoonlijke verhoudingen (‘personalisatie’) te bevorderen. 7 De nieuwe situatie heeft tenslotte ook haar invloed op het godsdienstig leven zelf. Enerzijds zuivert het scherper onderscheidingsvermogen de godsdienst van een magische wereldopvatting en van nog hier en daar aanwezig bijgeloof, en vereist het een met de dag meer persoonlijke en actieve geloofsovertuiging: hierdoor komen niet weinigen tot een levendigere Godszin. Maar anderzijds verwijderen steeds talrijkere massa’s zich althans van de godsdienstpraktijk. 8 Een zo snelle verandering van zaken die vaak ongeordend verloopt, ja zelfs scherper bewustwording van de discrepanties die in de wereld bestaan, brengen of vermeerderen de tegenstrijdigheden en onevenwichtigheden. 8 Hieruit groeien wederzijds wantrouwen en vijandschap, conflicten en ellende, waarvan de mens zelf oorzaak en tevens slachtoffer is. 9 In deze situatie blijkt de wereld van vandaag tegelijk machtig en zwak, in staat om het beste of het slechtste te realiseren; voor de mensheid staat de weg open naar vrijheid of slavernij, naar voortgang of teruggang, naar broederschap of haat. 10 In feite hangt de onevenwichtigheid waaraan de hedendaagse wereld te lijden heeft, samen met de meer fundamentele onevenwichtigheid die wortelt in het diepst van het hart van de mens.
toon citaten
verberg citaten
Deel 1: de Kerk en de roeping van de mens 11 In de dynamiek van zijn geloof, waardoor het gelooft, dat het geleid wordt door de Geest van de Heer die de gehele aarde vervult, spant het volk van God zich in, om in de gebeurtenissen, eisen en verlangens, waarin het samen met de overige mensen van onze generatie deelt, te onderkennen wat daarin werkelijk tekenen zijn van Gods aanwezigheid of van zijn plannen. Het geloof beschijnt immers alles met een nieuw licht en verheldert de heilsbedoeling die God heeft betreffende de integrale zin van ’s mensen roeping en zodoende richt het de geest op volmenselijke oplossingen. Hoofdstuk 1: de waardigheid van de menselijke persoon 12 Gelovigen en ongelovigen zijn het er bijna unaniem over eens, dat alles op aarde betrokken dient te worden op de mens, als het middelpunt en hoogtepunt daarvan. 13 Wat de goddelijke openbaring ons heeft doen kennen, komt overeen met de ervaring zelf. Want wanneer de mens zijn hart onderzoekt, bemerkt hij, dat hij ook geneigd is tot het kwade en dat hij op velerlei gebied vaak ondergaat in het kwaad, dat toch niet van zijn goede Schepper kan voortkomen. 13 De mens is dus in zichzelf verdeeld. Daarom vertoont zich het hele individuele en collectieve leven van de mens als een echt dramatische worsteling tussen goed en kwaad, tussen licht en duisternis. 13 In het licht van de openbaring vinden tegelijk de hoge roeping en de diepe ellende die de mensen ervaren hun uiteindelijke verklaring. 14 Lichamelijk en geestelijk, niettemin één wezen, recapituleert de mens in zich, juist op grond van zijn lichamelijkheid, de elementen van de materiële wereld, zodat deze via hem hun topniveau bereiken en hun stem kunnen verheffen tot een vrije lofprijzing van de Schepper. 15 De mens is terecht van oordeel, dat hij, doordat hij deel heeft aan het licht van de goddelijke geest, door zijn verstand het stoffelijk heelal overtreft. 16 In het diepst van zijn geweten ontdekt de mens een wet, die hij zichzelf niet stelt, maar waaraan hij moet gehoorzamen, en waarvan de stem, die hem steeds weer oproept om het goede te beminnen en te doen en het kwade te vermijden, op het juiste moment doorklinkt in de oren van zijn hart: doe dit, vermijd dat. 17 Maar alleen in vrijheid kan de mens zich tot het goede wenden. Deze vrijheid achten onze tijdgenoten zeer hoog en zij streven daarnaar vol vuur; en terecht. 18 In het licht van de dood krijgt het raadsel van het menselijk bestaan zijn grootste dimensie. 18 Aan iedere mens, die hierbij stilstaat, biedt het geloof dus, gerepresenteerd met deugdelijke argumenten, een antwoord op zijn angstigheid omtrent zijn toekomstig lot. 19 De hoogste zingeving van de menselijke waardigheid is gelegen in de roeping van de mens tot gemeenschap met God. 19 Velen echter van onze tijdgenoten zien deze intieme levensverbondenheid met God volstrekt niet in, of verwerpen deze expliciet. 19 Ongetwijfeld zijn zij, die vrijwillig God uit hun hart weren en kwesties over godsdienst trachten te ontlopen, en aldus de uitspraak van hun geweten niet volgen, niet vrij van schuld. Maar de gelovigen zelf dragen in dezen ook vaak een zekere verantwoordelijkheid. 20 Het moderne atheïsme presenteert zich dikwijls ook als een systeem, dat onder andere de verlangde autonomie van de mens zover doorvoert, dat het tegen elke vorm van afhankelijkheid van God moeilijkheden maakt. 21 De Kerk houdt eraan vast, dat de kennis van God op geen enkele wijze in tegenspraak is met de waardigheid van de mens, daar een dergelijke waardigheid juist in God haar fundament en voltooiing heeft. 21 De Kerk van haar kant, ook al verwerpt zij het atheïsme geheel en al, belijdt toch oprecht, dat alle mensen, gelovigen en ongelovigen, het hunne moeten bijdragen tot de juiste uitbouw van deze wereld, waarin zij allen tesamen leven; hetgeen zeker niet kan geschiedenis zonder een eerlijke en verstandige dialoog. 22 In werkelijkheid licht het mysterie van e mens alleen op in het mysterie van het mens geworden Woord. Hoofdstuk 2: de gemeenschap der mensen 23 Bij de voornaamste aspecten van de huidige wereld rekent men de toenemende onderlinge verbondenheid van de mens, aan de ontwikkeling waarvan de huidige voortgang van de techniek zeer veel bijdraagt. 24 God, die een vaderlijke zorg voor allen heeft, heeft gewild, dat alle mensen één familie zouden vormen en elkaar in broederlijke geest zouden bejegenen. 25 Uit het sociale karakter van de mens blijkt, dat de groei van de menselijke persoon en de uitbouw van de maatschappij zelf van elkaar afhankelijk zijn. Immers, uitgangspunt, subject en doel van alle sociale instellingen is en moet zijn: de menselijke persoon. 26 De maatschappelijke orde en zijn verdere ontwikkeling moeten dus steeds ten voordeel strekken van het welzijn van de personen. 27 Vooral in onze dagen hebben wij de grote plicht om onszelf de naaste te weten van elke mens, wie dan ook, en hem metterdaad te dienen als wij hem ontmoeten, hetzij het een oude man is, door allen in de steek gelaten, hetzij een buitenlandse arbeider, ten onrechte verdacht, of een balling, of een kind dat uit een onwettige vereniging is geboren en dat onverdiend lijdt voor een zonde die het zelf niet heeft bedreven, of een dorstige die een appel doet op ons geweten in de naam van de Heer: “Al wat gij gedaan hebt voor een dezer geringste van mijn broeders, hebt gij voor Mij gedaan’ (Mt. 25,40). 28 Ook tot hen die op sociaal gebied, in politiek en ook in godsdienst anders denken en handelen dan wij, moeten respect en liefde zich uitstrekken. 29 Daar alle mensen beschikken over een redelijke ziel en naar Gods beeld zijn geschapen, dezelfde natuur en dezelfde oorsprong hebben, en daar zij, door Christus verlost, in het genot zijn van een zelfde roeping en goddelijke bestemming, dient de fundamentele gelijkheid van allen meer en meer erkend te worden. 29 Toch moet elke vorm van discriminatie t.o.v. de fundamentele rechten van de persoon, hetzij in maatschappelijk, hetzij in cultureel opzicht, vanwege geslacht, ras, huidskleur, maatschappelijke situatie, taal of godsdienst overwonnen en terzijde gesteld worden, als tegengesteld aan Gods bedoelingen. 30 De plicht van rechtvaardigheid en van liefde vindt meer en meer hierin zijn vervulling, dat iedereen, naar eigen capaciteiten en met het oog op de noden van anderen het zijne aan het algemeen welzijn bijdragend, ook de instellingen, hetzij van openbaar, hetzij van privé initiatief, bevordert en helpt, welke tot taak hebben de levensvoorwaarden van de mensen te verbeteren. 31 Terecht kunnen wij menen, dat het toekomstig lot van de mensheid gelegen is in de handen van hen die erin slagen aan de komende generaties motieven te geven om te leven en om te hopen. 32 Vanaf het begin van de heilsgeschiedenis heeft Hij mensen uitgekozen, niet als losse individuen, maar als leden van een of andere gemeenschap. Hoofdstuk 3: de binnenwereldlijke menselijke activiteit 33 Geconfronteerd met deze grootse onderneming, die reeds de gehele mensheid met zich meetrekt, staan de mensen voor veel vraagtekens. 34 Dit alvast is voor gelovigen een vaste overtuiging, nl. Dat de individuele en gezamenlijke activiteiten van de mensen, anders gezegd, die grootse onderneming waarin de mensen in de loop der eeuwen moeite doen om hun levensvoorwaarden te verbeteren, in zichzelf beschouwd met Gods bedoeling correspondeert. 35 En daarom is dit de norm voor de menselijke activiteiten, dat zij naar Gods plan en volgens zijn wil overeenstemmen met het authentieke welzijn van de mensheid en de mens de mogelijkheden bieden, privé zowel als in de gemeenschap, zijn volledige roeping te behartigen en haar voluit te realiseren. 36 Daarom zal het methodisch onderzoek in alle takken van wetenschap, wanneer het maar werkelijk op wetenschappelijke wijze en volgens de normen van de moraal wordt verricht, in feite nooit met het geloof in tegenspraak zijn, want het profane en het geloof hebben in dezelfde God hun oorsprong. 37 Door heel de geschiedenis van de mensen heen loopt immers de lijn van een lastige worsteling tegen de machten van de duisternis. 38 En hen die zich aan de goddelijke liefde overgeven, verzekert Hij, dat de weg van de liefde voor alle mensen openstaat en dat de poging tot medemenselijkheid die heel de wereld omvat niet ijdel is. Tevens maant Hij, dat men deze liefde niet alleen in grootse dingen moet zoeken, maar ook vooral in de gewone omstandigheden van het dagelijkse leven. 39 Wel is de gestalte van deze wereld als misvormd door de zonde aan het voorbijgaan, maar er wordt ons geleerd, dat God ons een nieuwe woonplaats en een nieuwe aarde zal toebreiden, waarin gerechtigheid zal heersen en waaraan de gelukzaligheid alle vredewensen, die in de harten van de mensen opkomen, zal vervullen en meer dan dat. 39 Op deze aarde is dat rijk al op een gesluierde wijze aanwezig; bij de komst van de Heer echter zal het zijn voltooiing vinden. Hoofdstuk 4: de taak van de Kerk in de wereld van deze tijd 40 Alles wat door ons is gezegd over de waardigheid van de menselijke persoon, over de gemeenschap der mensen, over de diepere zin van de menselijke, wereldlijke activiteit, is fundamenteel voor de verhouding tussen Kerk en wereld en vormt de basis voor de dialoog tussen deze beide. 40 Zo gelooft de Kerk, via haar ledematen afzonderlijk én via haar gemeenschap als totaliteit, er veel toe te kunnen bijdragen om de mensheid en haar geschiedenis meer menselijk te maken. 41 Op grond van het evangelie dat haar is toevertrouwd, proclameert de Kerk de rechten van de mens en zij erkent en waardeert ten zeerste de dynamiek van het huidige levensgetij, waardoor deze rechten overal bevorderd worden. 42 Daar de Kerk bovendien, krachten haar zending en aard, zich aan geen enkele bijzondere vorm van menselijke cultuur noch aan een politiek, economisch of sociaal systeem bindt, kan zij vanwege deze, haar universaliteit een zeer nauwe band tot stand brengen tussen de diverse mensengemeenschappen en volkeren, als deze haar maar vertrouwen en haar metterdaad de ware vrijheid toekennen om haar eigen zending te vervullen. 43 Het Concilie spoort de christenen, burgers van beide gemeenschappen, aan om zich toe te leggen op een getrouwe vervulling van hun aardse plicht, en wel geleid door de geest van het evangelie. 44 Het is de plicht van het gehele Godsvolk, vooral van de herders en theologen, om met de hulp van de Heilige Geest het gevarieerd spreken van onze tijd te beluisteren, te schiften en te interpreteren en er in het licht van het goddelijk woord een oordeel over te geven, opdat de geopenbaarde waarheid steeds dieper gevat, steeds beter ingezien en steeds meer aangepast naar voren gebracht kan worden. 45 Het Woord van God, waardoor alles is gemaakt, is zelf mens geworden, zodat het als een volmaakte mens allen kon redden en alles in zich recapituleren.
toon citaten
verberg citaten
Deel 2: enkele bijzonder urgente problemen 46. Nadat het Concilie de waarde van de menselijke persoon heeft toegelicht, en uiteengezet heeft tot welke individuele of sociale taken hij in het binnenwereldlijk bestel is geroepen, wil het nu, onder het licht van het evangelie en van de menselijke ervaring, aller aandacht vestigen op enkele bijzonder urgente, eigentijdse, hachelijke problemen die heel het mensdom ten zeerste bezighouden. Hoofdstuk 1: de bevordering van huwelijk en gezin 47. Het welzijn van de persoon en van de menselijke en christelijke gemeenschap hangt nauw samen met een gezond huwelijks- en gezinsleven. 48. God zelf is de stichter van het huwelijk met zijn velerlei waarden betekenissen. 49. Herhaaldelijk worden de verloofden en echtgenoten door Gods woord opgeroepen om hun verloving in kuise intimiteit en hun huwelijk in ongedeelde liefde met veel zorg te omgeven. 50. Toch is het huwelijk niet louter gericht op de voortplanting; het wezen zelf van een onverbrekelijk verbond tussen twee persoonlijke partners en het welzijn van het kind vragen immers, dat ook de wederzijdse liefde der echtgenoten harmonieus geuit wordt, groeit en tot volwassenheid komt. 52. God immers, de Heer van het leven, heeft aan de mens de uitmuntende taak toevertrouwd om zorg te dragen voor het leven; deze taak moet op een menswaardige wijze vervuld worden. 52. Fundament van de maatschappij is aldus het gezin, waarin verschillende generaties elkaar ontmoeten en elkaar helpen om tot volledige wijsheid te komen en de rechten van de personen te harmoniëren met de andere eisen van het sociale leven. Hoofdstuk 2: de juiste bevordering van de culturele vooruitgang 53. Het behoort tot de eigen aard van de menselijke persoon om alleen door cultuur, d.w.z. door de ontwikkeling van het goede dat zijn natuur hem meegaf en van de waarden, de menselijkheid tot een waarachtige en volkomen voltooiing te brengen. Sectie 1: de situatie van de cultuur in de wereld van vandaag 54 De levenspatronen van de moderne mens in sociaal en cultureel opzicht zijn grondig gewijzigd, zodat men kan spreken van een nieuw tijdperk in de geschiedenis van de mensheid. En zo liggen er ook nieuwe wegen open om de cultuur te vervolmaken en wijder te verbreiden. 55 Met de dag wordt het getal groter van mannen en vrouwen van elke groepering en natie, die zich ervan bewust zijn, dat ze de bewerkers en scheppers zijn van de cultuur van hun gemeenschap. 56 Te midden nu van deze antinomieën dient de menselijke cultuur tegenwoordig zo te worden ontwikkeld, dat zij de groei van de gehele menselijke persoon in goede orde bevordert en de mensen helpt bij hun taak, tot de vervulling waarvan allen, vooral echter de christen-gelovigen, als broeders in één mensenfamilie verenigd, geroepen zijn. Sectie 2: enkele beginselen voor de juiste bevordering van de cultuur 57 Wanneer de mens immers door het werk van zijn handen of met de hulp van de techniek de aarde bewerkt, zodat zij vruchten voortbrengt en een waardige woonplaats voor de gehele mensenfamilie wordt, en wanneer hij welbewust deelneemt aan het sociale leven, dan brengt hij Gods plan ten uitvoer, dat in het begin der tijden duidelijk is gesteld, om de aarde te onderwerpen en de schepping te vervolmaken, en werkt hij aan zijn eigen volmaaktheid. 58 Vasthoudend aan haar eigen traditie en zich tegelijk bewust van haar universele zending, kan zij in gemeenschap treden met de verschillende cultuurvormen, waardoor zowel de Kerk zelf als de verschillende culturen verrijkt worden. 59 Om boven aangehaalde redenen herinnert de Kerk allen eraan dat de cultuur betrokken dient te zijn op de volledige vervolmaking van de menselijke persoon, op het welzijn van de gemeenschap en van de gehele mensenmaatschappij. Sectie 3: enkele meer urgente taken van de christenen met betrekking tot de cultuur 60 Met ijver dient er bovendien aan gewerkt te worden, dat allen zich bewust worden van hun recht op cultuur, alsook van de gebiedende plicht om zichzelf te vormen en anderen te helpen. 61 Maar toch blijft elke mens de plicht hebben om rekening te houden met de gehele menselijke persoon, waarin de waarden van verstand, wil, geweten en medemenselijkheid uitblinken, die alle hun fundament in God, de Schepper, vinden en in Christus op wonderbaarlijke wijze zijn genezen en verheven. 62 Ofschoon de Kerk aan de voortgang van de cultuur veel heeft bijgedragen, blijkt toch uit de ervaring, dat men niet altijd zonder moeilijkheden, om bijkomende redenen, de cultuur en de christelijke vorming met elkaar in harmonie kan brengen. 62 De gelovigen moeten dus leven in verbondenheid met de andere mensen van hun tijd en zich erop toeleggen om hun wijze van denken en voelen, die zijn uitdrukking vindt in hun cultuur, volledig te begrijpen. Hoofdstuk 3: het sociaal-economische leven 63 Ook in het sociaal-economisch leven dienen de waarde van de menselijke persoon, zijn onverkorte roeping en het welzijn van de gehele maatschappij gehonoreerd en bevorderd worden. Want de mens is de ontwerper, het centrum en het doel van het gehele sociaal-economisch leven. Sectie 1: de economische vooruitgang 64 Maar de fundamentele innerlijke zin van deze productie is niet louter de toeneming van de producten, noch winst of macht, maar de dienstbaarheid aan de mens, en wel de mens in zijn totaliteit volgens de hiërarchie zowel van zijn materiële behoeften, als van de vereisten van zijn intellectuele, morele, geestelijke en godsdienstige leven; en dan bedoelen wij zonder meer élke mens en élke mensen-groepering, van welk ras en welk gebied ter wereld ook. 65 De economische vooruitgang mag de mens niet uit de hand lopen; zij mag ook niet overgelaten worden alleen aan de willekeur van enkele mensen of groepen die teveel economische macht bezitten, of van het staatsbestel alleen, of van bepaalde machtigere naties. Het is daarentegen nodig, dat zoveel mogelijk mensen in elke maatschappelijke laag en, wanneer het gaat om internationale verhoudingen, alle volkeren aan die onderneming actief deelnemen. 66 Om te voldoen aan de eisen van rechtvaardigheid en billijkheid, moet men er met kracht naar streven om, met inachtneming van de rechten van de personen en het eigen karakter van elk volk, zonder uitstel, de geweldige economische ongelijkheid op te heffen, die er tegenwoordig is en die vaak nog toeneemt, gepaard gaande met individuele en sociale discriminatie. Sectie 2: enkele beginselen die het gehele sociale-economische leven beheersen 67 Door zijn arbeid houdt de mens gewoonlijk zichzelf en de zijnen in leven, schept hij een band met zijn medemensen en dient hen, en kan hij ware broederliefde uitoefenen en met God samenwerken aan de vervolmaking van de schepping. 68 In de economische ondernemingen werken personen samen, d.w.z. vrije en autonome mensen, geschapen naar het beeld van God. Met inachtneming van ieders taak, hetzij als eigenaar of als werknemer, en met behoud van de noodzakelijke eenheid in de bedrijfsleiding, dient men daarom op een nader te bepalen doelmatige wijze de actieve deelneming van allen in het beleid van de onderneming te bevorderen. 69 God heeft de aarde met alles wat daarin is bestemd voor het gebruik van alle mensen en volkeren, zodat de geschapen goederen in een billijke verdeling aan allen moeten toekomen, onder de schutse van de rechtvaardigheid, vergezeld van de liefde. 70 Bij investeringen dient men ernaar te streven, dat men werkgelegenheden en voldoende inkomsten zowel voor het volk van nu als dat van de toekomst waarborgt. 71 Daar het eigendom en andere vormen van bezit van goederen bijdragen tot de uitdrukking van de persoonlijkheid, daar zij hem bovendien de gelegenheid bieden zijn taak in de maatschappij en het economisch bestel uit te voeren, is het van groot belang, dat men althans een bepaald bezit van goederen begunstigt, zowel privé als in gemeenschap. 72 De christenen die actief deelnemen aan de huidige sociaal-economische ontwikkeling en op de bres staan voor gerechtigheid en liefde, mogen ervan overtuigd zijn, dat zij een grote bijdrage kunnen leveren tot de voorspoed van de mensheid en de vrede in de wereld. Hoofdstuk 4: het politieke bestel der gemeenschap 73 Ook in heel hun politieke bestel kan men bij de volkeren in onze dagen diepgaande veranderingen vaststellen tengevolge van hun culturele, economische en sociale ontwikkeling. 73 Om een werkelijk menselijk politiek leven te organiseren is niets beter dan de bevordering van een fijne zin voor rechtvaardigheid, welwillendheid en dienstbaarheid aan het algemeen welzijn. 74 Het is dus duidelijk, dat het staatsbestel en het openbaar gezag zijn bestaansgrond vinden in de aard zelf van het mens zijn en op deze manier tot de door God vastgestelde orde behoren, hoewel toch de nadere bepaling van de bestuursvorm en het aanwijzen van de bestuurders aan de vrije wil van de burgers worden overgelaten. 75 Alle burgers dienen dus voor ogen te houden hun recht en tegelijkertijd hun plicht om hun vrije stem te gebruiken tot bevordering van het algemeen welzijn. 76 Van groot belang is het, vooral waar de maatschappij pluralistisch is, dat men de verhouding tussen staat en Kerk in een juist perspectief ziet en dat men duidelijk onderscheid maakt tussen datgene wat de christengelovige, hetzij afzonderlijk hetzij in groepsverband, op haar eigen verantwoordelijkheid doen als burgers, geleid door een christelijk geweten, en datgene wat zij doen in naam van de Kerk onder leiding van hun herders. Hoofdstuk 5: de zorg voor de vrede en de bevordering van de volkerengemeenschap 77 Daarom stelt het Concilie zich voor, de echte en edele vredesgedachte te illustreren, de afschuwelijkheid van de oorlog te veroordelen en de christenen dringend op te roepen om, met de hulp van de vrede-brenger Christus, samen te werken met alle mensen om de vrede in gerechtigheid en liefde onder hen te vestigen en de vredesinstrumenten gereed te maken. 78 Vrede is nimmer een definitieve verworvenheid, maar een permanente opdracht. 78 De vrede kan op deze aarde niet verkregen worden, als het welzijn van de personen niet wordt gewaarborgd en de mensen in wederzijds vertrouwen elkaar niet spontaan laten delen in de rijkdommen van hun geest en talenten. Sectie 1: het voorkomen van oorlog 79 Met het oog op deze vervallen toestand van de mensheid wil het Concilie voor alles de permanente kracht van het natuurlijk volkerenrecht en de algemeen-geldende principes daarvan in herinnering roepen. Juist het wereldgeweten proclameert deze principes steeds nadrukkelijker. Daden die opzettelijk daartegen ingaan, alsook bevelen die dergelijke daden voorschrijven, zijn dus misdadig; en blinde gehoorzaamheid kan geen excuus vormen voor hen die dergelijke bevelen opvolgen. Onder deze daden dienen vooral die gerekend te worden, waardoor een heel volk, natie of etnische minderheid volgens een zekere vaste planning systematisch wordt uitgeroeid; wat ten scherpste veroordeeld moet worden als een afschuwelijk misdrijf. 80 De mensen van deze tijd moeten beseffen, dat zij ernstige rekenschap zullen moeten afleggen van hun oorlogshandelingen. Want van hun beslissingen op dit moment zal voor een groot deel het verloop van de toekomst afhangen. 80 Elke oorlogshandeling die zonder onderscheid is gericht op de verwoesting van hele steden of grote gebieden met hun inwoners, is een misdaad jegens God en de mens zelf, die met kracht en zonder aarzelen veroordeeld dient te worden. 81 Terwijl voor de vervaardiging van steeds nieuwe wapens enorme sommen worden uitgegeven, kan voor de zo grote ellende die nu nog heerst op de gehele wereld niet voldoende remedie verschaft worden. 81 De bewapeningswedloop is een zeer ernstige plaag voor de mensheid en onverdraaglijk onrecht tegenover de armen. 82 Duidelijk is het dus, dat wij ernaar moeten streven om met inzet van alle krachten het ogenblik voor te bereiden, waarop met instemming van de volkeren elke soort van oorlog totaal verboden kan worden. 82 Dat vraagt heden ten dagen van hen, dat zij over de eigen landsgrenzen heen durven kijken, het nationale egoïsme en de pretenties om over andere volkeren te heersen laten varen en een diep respect koesteren voor het gehele mensdom, dat zo moeizaam op weg is naar een grotere eenheid. 82 Hun ijver voor de vrede zal niets uithalen, zolang vijandschap, minachting, wantrouwen, rassenhaat en ideologische vooringenomenheid de mensen van elkaar scheiden en tot elkaars tegenstanders maken. Daarom zijn in de eerste plaats een nieuwe mentaliteitsvorming en een nieuw geluid in de publieke opinie nodig. Sectie 2: de uitbouw van de internationale gemeenschap 83 Om de vrede te bewerken is voor alles vereist, dat de oorzaken van de tweedracht tussen de mensen verwijderd worden; want daardoor ontstaan oorlogen, en vooral ongerechtigheden. 84 Nu in deze tijd de banden van wederzijdse relaties tussen alle burgers en alle volkeren ter aarde steeds nauwer worden, is et wel noodzakelijk, om het algemeen welzijn van heel de wereld gepast te zoeken en effectiever te verkrijgen, dat de volkeren zich tot een gemeenschap vormen volgens een ordening die tegen de huidige taken is opgewassen, vooral met betrekking tot die talloze gebieden, waar nog onduldbaar gebrek geleden wordt. 85 Maar daartoe is vereist de hulp van buitenlandse deskundigen; maar bij hun hulpverlening mogen deze zich niet als meesters gedragen maar als helpers en medewerkers. Materiële hulp zal de ontwikkelingslanden niet baten, als de huidige praktijken in de wereldhandel niet grondig veranderd worden. 86 Zij moeten eraan denken, dat de bron en het dynamisme van de vooruitgang voor alles gelegen is in de arbeid en het talent van het eigen volk. 86 Van hun kan hebben de hoger ontwikkelde naties de zeer zware plicht om in de ontwikkelingslanden het volk te helpen bovengenoemde taken te vervullen. 86 Het is de taak van de internationale gemeenschap de ontwikkeling te coördineren en te stimuleren, en wel zo, dat de hulpbronnen voor deze ontwikkeling zo effectief mogelijk en in volle billijkheid verdeeld worden. 86 In veel gevallen zijn economische en sociale structuurveranderingen dringend noodzakelijk. 88 Aan de opbouw van de internationale orde, met werkelijke inachtneming van gewettigde vrijheid en in broederliefde jegens allen, moeten de christenen volgaarne en van ganser harte meewerken. 89 Daarom moet de Kerk juist in de gemeenschap der volkeren werkelijk aanwezig zijn om de samenwerking tussen de mensen te bevorderen en te stimuleren. 90 Tot de opbouw van een vredelievende en broederlijke volkerengemeenschap kunnen bovendien op vele manieren bijdragen de diverse internationale katholieke verenigingen. 90 Van zijn kant acht het Concilie het zeer opportuun een organisatie van de universele Kerk in het leven te roepen, wier taak het is de gemeenschap der katholieken te stimuleren om de vooruitgang van arme gebieden, alsook de sociale rechtvaardigheid onder de volkeren te bevorderen.
toon citaten
verberg citaten
Epiloog 91 Wat door deze Heilige Kerkvergadering uit de schatten van de leer der Kerk naar voren is gebracht, heeft de bedoeling alle mensen van onze tijd, of ze nu in God geloven of Hem niet uitdrukkelijk erkennen, te helpen om, met een duidelijker inzicht in de volheid van hun roeping, de wereld meer af te stemmen op de hoge waardigheid van de mens, om een universele en hechter gefundeerde broederschap na te streven en om, onder drang van de liefde, in een edelmoedige en gezamenlijke poging een antwoord te geven op de dingende eisen van onze tijd. 92 De Kerk blijkt, krachtens haar zending om de gehele wereld met de boodschap van het evangelie te verlichten en alle mensen van welke nationaliteit, ras of cultuur ook in de ene Geest te verenigen, een teken te zijn van die broederlijkheid welke een open dialoog toelaat en versterkt. 92 Het verlangen naar een dergelijk gesprek, dat alleen geleid wordt door de liefde voor de waarheid, met behoud natuurlijk van de passende prudentie, sluit van onze kant niemand uit, noch hen die de hoge menselijke waarden cultiveren, maar hun Schepper nog niet erkennen, noch hen die zich tegen de Kerk verzetten en haar op verschillende wijze vervolgen. 92 Bestemd tot een en dezelfde menselijke en goddelijke roeping, kunnen en moeten wij zonder geweld en zonder bijbedoelingen samenwerken aan de opbouw van de ware wereldvrede. 93 Indachtig de uitspraak van de Heer ‘Hieruit zullen allen kunnen opmaken dat gij mijn leerlingen zijt: als gij de liefde onder elkaar bewaart’ (Joh. 13, 35), kunnen de christenen niets vuriger verlangen dan om de mensen van de huidige wereld nog edelmoediger en daadkrachtiger te dienen. |