Michel van der Plas10 DEC '63 | Verrassing die ochtend van de 4e december in de Sint-PieterVeel had men zich voorgesteld van de rede van paus Paulus, welke de tweede zittingsperiode van het Concilie zou afsluiten. Maar de gedachten waren veeleer uitgegaan naar een min of meer opzienbarende regeling ter bevordering van de Conciliewerkzaamheden zelf, dan naar een aankondiging als die van een pelgrimstocht naar het H. Land. (..) Op het ogenlik dat paus Paulus bekendmaakte spoedig naar de Heilige Plaatsen in het Nabije Oosten te willen pelgrimeren werden de verschillende aspecten van het Concilie zelf naar de achtergrond gedrongen.(..) Terug naar de bronZijn plan is eigenlijk heel natuurlijk: wat ligt er meer voor de hand, in deze tijd van herbezinning op de oorsprong van de Kerk, de oerkerk, dan dat de opvolger van Petrus – nooit bezocht een paus eerder Palestina – zich wendt naar de plaats waar de apostelen geroepen werden en hun zending ontvingen? Terug naar de bron: voor deze Paus, christocentrisch in al zijn woorden, is het nauwelijks verwonderlijk dat hij pelgrimeert naar de grond, ooit door Christus’ voeten gedrukt – Christus, de bestaansreden, de naamgever, de heiliger, de vervolmaker van het dwalende volk Gods dat de Kerk belijdt te zijn. Maar er is meer dat paus Paulus’ voornemen van een diepe zin maakt. Hij gaat als een man van vrede naar een heftig omstreden gebied. Nu, helaas, de Kerkvergadering nog niet is kunnen komen tot de behandeling van een stuk dat de houding van de katholiek kerk tot het uitverkoren volk van de Joden wil bepalen, zal paus Paulus misschien trachten een atmosfeer van verzoening te scheppen die een zodanige verklaring straks ten volle welkom maakt, ook bij hen die er nu nog om politieke redenen van zouden willen afzien. En bovendien kan men zich voorstellen dat het gebaar van de Paus vooral ook als een royale tegemoetkoming zal worden opgevat aan het verlangen van de voormannen der Orthodoxe Kerken dat de primaat van de katholieke kerk hen (de eerste grote stap zettend) half weg ontmoet op de lange weg van Rome tot Constantinopel; het is dan ook van groot belang dat patriarch Athenagoras de Paus in Jeruzalem zal ontmoeten, aan de vooravond van het grootste feest der christenen: de (op 6 januari te vieren) Openbaring van de Heer, de bekendmaking van Zichzelf aan alle volkeren der aarde. ‘Sta op, wordt verlicht, Jeruzalem,’ zingt de liturgie van die dag. Eerder een meditatieve dan een explosieve zittijdEn terwijl zij die al jaren droomden van een reizende, d.i. Rome verlatende, d.i. zich tot de wereld wendende opperherder, dezer dagen wellicht het oude visioen weer zien van een Paus op bezoek in Afrika, Zuid-Amerika, Oceanië, Azië, maakt de waarnemer op het Concilie, terugkerend tot de onbarmhartiger werkelijkheid, de balans op van tien weken Vaticanum II, toegevoegd aan de nog jonge geschiedenis van deze kerkvergadering van de twintigste eeuw. Het was dit najaar een minder spectaculaire fase, eerder een meditatieve dan een (zoals de eerste periode) explosieve. Een tijd van intense zelfbezinning voor de katholieke kerk, bezinning die in de eerste weken eigenlijk nauwelijks recht gedaan kon worden door degenen die haar met de pen trachten te vertalen. Er valt van te zeggen dat in de onderstroom van de debatten een duidelijker hervormingsgezindheid onder de vaders kenbaar is geworden dan in de vrij stormachtige, maar nogal onsamenhangende eerste zittingsperiode. De Kerk is sterker verlangend naar hervorming gebleken dan menselijkerwijze verwacht kon worden. Sterker bleek het verlangen de geest en de verschijnselen af te leggen van triomfalisme, macht, wereldvreemdheid en daartegenover meer de geest te verwerven van armoe, onthechting, dienstbaarheid, nederigheid ten opzichte van de gescheiden christenen, bereidheid tot de dialoog intern en extern. (..) Bezorgdheid om de uiteindelijke resultaten van het ConcilieWie zijn oor in de Sint Pieter zelf te luisteren legde werd verrast door de vrij radicale hervormingsgezindheid – ‘de aula is goed,’ constateerde een Nederlandse bisschop die de stemming zocht weer te geven -, maar wie voor ogen hield hoe moeizaam de teksten die deze gezindheid gestalte moeten geven, tot stand kwamen en komen, en hoe weinig van de geest der vergadering erin gestalte dreigt te krijgen, begrijpt het opeens niet meer – tenzij hij dieper doordringt in de achtergronden. En dan kan hij niet anders dan bezorgd zijn om de uiteindelijke resultaten van het Concilie. De bezorgdheid is er niet vanwege het feit dat dit Concilie zijn oppositie tegen ingrijpende vernieuwingen kent. De oppositie is zelfs providentieel te noemen in deze zin, dat door de tegenargumenten de meerderheid gedwongen wordt haar standpunt zo scherp en helder mogelijk te bepalen. In menig geval bleek er in eerste instantie een tegenspreker (meestal kardinaal Ruffini) nodig om de voorstanders van een bepaald ontwerp een lange rij goed gefundeerde argumenten te doen formuleren, of soms, zelfs, om de vaders der zgn. open vleugel in gemeenzaam overleg samen te brengen. De moeilijkheden begonnen pas in een later stadium, wanneer de vaders van de gesloten, behoudende richting hun opponenten als bezwerend het gevaarlijke van hun standpunt onder ogen trachtten te brengen; dan bleek de meerderheid vaak van aanzienlijk minder zelfvertrouwen bezield dan de anti-reformisten. Zal ditmaal de stem der leken gehoord worden?Met een zekere bezorgdheid is men intussen de nieuwe interimfase ingegaan. Intensief werk wordt gevraagd van de Conciliecommissies. Met spanning wacht men af hoe zij de overheersende geest der vaders recht zullen doen in de nieuw te redigeren schemata, en of de nieuwe samenstelling der commissies een andere, democratischer, vergadertechniek aldaar mogelijk zal maken. Ook van de bisschoppen thuis mag men ditmaal een constanter, waakzamer aandacht voor het lot van het Concilie verwachten dan in de eerste interimperiode. En het blijft te hopen dat ditmaal de stem der leken in de bezinning thuis verwelkomd, gehoord zal worden; is hier en daar het contact al niet zodanig verminderd dat van een kortsluiting tussen Concilie en kerkvolk kan worden gesproken? Als men het verslag van de Osservatore Romano moet geloven, heeft paus Paulus op 29 november jl., toen hij de twaalf leken-waarnemers bij het Concilie in particuliere audiëntie ontving, hun dank gebracht voor hun zwijgen in de aula en een scherp onderscheid gemaakt tussen het onderwijzende en het luisterende deel van de Kerk. Pas buiten het Concilie, zou de paus gezegd hebben, worden de luisteraars (auditores) de sprekers (locutores). Het is waar dat in de aula zelf de stem der leken-gelovigen niet direct klinkt. Maar het is evenzeer waar dat de bisschoppen aldaar toch de echo zijn van hun stem. En het vermogen om echo te zijn veronderstelt een volledige kennis van de stem. Mag men in de tussenfase niet op een hartelijker en intenser luisteren van de Concilievaders hopen naar de verwachtingen en verlangens van de ‘spraakmakende gemeente’? Van de volgende zittingsperiode verwacht het kerkvolk – vol begrip voor de noodzaak van de in de afgelopen maanden geconstateerde studie en bezinning – concrete resultaten. |